Vrienden van ons verblijven voor een langere tijd in het buitenland. Ze zitten daar al sinds begin januari. Vlak voor hun vertrek stelden ze hun auto te koop. In tussen tijd stond de auto bij haar ouders, maar die zijn nu ook voor een periode in het buitenland. Wij werden gevraagd om op de auto te passen, en indien er een koper kwam, deze te ontvangen. Nu moet je weten dat het niet de meest prestisieuze, fancy sportwagen is, maar een simpel – lelijk- klein rood autootje. En die stond daar maar, bij ons op de stoep. Op een gegeven moment, tussen neus en lippen, vroeg ik aan God of Hij niet er gewoon even voor kon zorgen dat die –lelijke- auto verkocht zou geraken, zodat ik er niet meer op hoefde te zien. De volgende dag krijg ik van Rein te horen dat er iemand zou komen kijken. Gisteren zijn deze mensen langs geweest en de auto? Die is verkocht! Hoera!
In tegenstelling daartoe, vond er ook iets anders plaats deze week. Iets waar ik heel wat harder voor gebeden heb, dan een vraag tussen neus en lippen. Veel serieuzer ook. Maar daar kwam geen antwoord op. Niet het resultaat wat ik had gehoopt. En toch geloof ik dat gebed werkt. Want ik weet, dat het niet is omdat ik niet hard genoeg gebeden heb, niet de juiste woorden gebruikt heb. Ik noemde de auto nota bene lelijk, en hij is nu weg. Met één simpele zin. Was dat dan toeval? Ik geloof niet in toeval. Maar dan, waarom? Ik weet het niet, en vragen zullen altijd blijven komen. Maar ik weet dat God mij hoort, dat hij ons hoort. Want de auto is weg.
Uiteindelijk is het een keuze – geloven. Maar ik geloof liever dat gebed werkt, en haal er kracht en resultaat uit, dan dat ik niets heb om op terug te vallen. Mijn God is groter dan mijn vragen, groter dan mijn waarom. Hij luistert, en Hij is erbij. Gebed werkt, want de auto is weg.